Rens, waar is jouw voetbalcarrière eigenlijk begonnen? “Op jonge leeftijd woonde ik in Oss en ging ik bij RKSV Margriet voetballen. Ik begon in de F5, maar ging al snel naar de F1 en vervolgens de E1 en D1. Doordat ik als kind heel groot was, voetbalde ik een paar leeftijdscategorieën hoger en daardoor viel ik eigenlijk nooit op. Toen ik een keer gescout werd, moest ik mijn naam, positie en leeftijd invullen en kwamen ze erachter dat ik veel jonger was. Op mijn elfde maakte ik de overstap naar de jeugdopleiding van PSV waar ik begon als spits totdat trainer Michel Vonk zei: ‘Rens, als het goed gaat, kom je achterin te staan en als het slecht gaat, ga je mee naar voren als stormram.’ Vanaf dat moment ben ik me gaan focussen op de rol van centrale verdediger.”
Is het op de Herdgang zo gemoedelijk als de verhalen doen geloven? “Uiteindelijk is het allemaal erg stressvol. Als jonge jongen staat plots alles in het teken van het slagen in het voetbal. Je krijgt regelmatig een rapportje waarin staat wat er allemaal beter moet. Elke keer als je die krijgt, denk je dat het wel eens voorbij kan zijn. Het was een leuke, maar ook een pittige periode. Het is natuurlijk leuk en aardig om te kunnen zeggen dat je in de jeugd van PSV hebt gevoetbald, maar je koopt er uiteindelijk vrij weinig voor. Je wilt profvoetballer worden en dat is het enige wat telt.”
In 2007 debuteerde je in de Champions League, wat dacht je: nu gaat het beginnen? “Nee, helemaal niet. Ik had ook helemaal niet verwacht dat ik er in mocht komen. We hadden met de A1 een toernooi in Duitsland en ik had last van mijn teen, dus twijfelde ik of ik de finale mee kon doen. Toen kwam de trainer op me af en zei: ‘je speelt niet mee, want je moet mee met het eerste.’ Over die teen heb ik toen maar even niets gezegd, haha. Uiteindelijk mocht ik minuten maken en dat was fantastisch, maar dat kwam ook door de vele blessures, de rode kaart van Dirk Marcellis en doordat die wedstrijd door de 0-3 thuisnederlaag er niet meer echt toe deed.”
Hoe voelde je je binnen die spelersgroep? “Ik voelde me echt een jeugdspeler, het was niet heel warm ofzo. Ik vind trouwens ook niet dat dat altijd moet hoor. Marcellis was in die tijd het grote verdedigende talent. Hij zou het gaat maken en heeft het uiteindelijk ook goed gedaan bij PSV en zelfs Oranje gehaald. Ik deed leuk mee en zo werd er ook naar me gekeken. Zelf wilde ik natuurlijk graag meer, want ik trok veel met Dirk op. We zaten in dezelfde klas en stonden met elkaar achterin. Na drie à vier jaar in het tweede realiseerde ik me op een gegeven moment wel dat ik door moest. De selectie van PSV was veel te sterk om mee te concurreren met jongens als Alex, Carlos Salcido en Timmy Simons.”
Dus werd je na één officieel duel in het eerste van PSV verhuurd aan Willem II? “Klopt, Willem II bleef maar bellen en hoewel PSV me eerst niet wilde laten gaan, werd ik toch verhuurd. In het begin speelde ik weinig, maar naarmate het seizoen vorderde kwam ik vaker in actie en hield ik een goed gevoel aan dat seizoen over. Daarna moest ik afwegen of ik mijn contract bij PSV zou verlengen of verkocht wilde worden. Bij NEC wilden ze me toen graag hebben. In alle eerlijkheid was het mijn insteek daar één of twee jaar te gaan voetballen en daarna terug te keren. Uiteindelijk waren de eerste twee jaren heel moeizaam en liep dat dus even anders.”
Waardoor begon je verblijf in Nijmegen zo moeizaam? “Niet arrogant bedoeld, maar ik kwam met de gedachte van: ‘ik ga eens laten zien wat ik kan’. Het publiek had altijd Peter Wisgerhof als vaste man gehad en ik was de opvolger van hem. Ik voelde me een toegevoegde waarde en wilde het team bij de hand nemen, terwijl ik pas twintig jaar was. Totaal onrealistisch en ik ging dingen doen die ik niet kon. Gelijk in de eerste wedstrijd ging het al mis door een te korte terugspeelbal in de Kuip. Het liep niet lekker met het team en Dwight Lodeweges stapte na een maand of twee al op. Rens, die dacht dat allemaal wel even op te kunnen lossen, viel met de week harder op zijn bek.”
“Daardoor kregen de club en de supporters in eerste instantie een negatief beeld van me. Dat de achterban dacht dat ik er geen hout van kon, was voor mij echter niet te verkroppen. Uiteindelijk gaat je zelfbeeld er onder lijden en denk je: ‘waar doe ik het allemaal voor?’ Mijn bewijsdrang en salaris hebben me er toen echt van weerhouden de handdoek in de ring te gooien. Ik kon niet accepteren dat er zo over me gedacht werd”
Liet je dan verder helemaal niemand toe in dat proces? “Nee, dat is ook mijn valkuil geweest. Ik wilde er anderen niet bij betrekken omdat ik dacht dat ze mij niet konden helpen. Als mijn ouders aan mij vroegen: ‘Rens, hoe gaat het met je?’, zei ik niet dat het slecht met me ging. Ik wilde die druk bij hen wegnemen en hen er niet mee opzadelen. Ik wilde ook niet dat vrienden dachten: ‘What the fuck gebeurt er allemaal bij jou?’ Uiteindelijk draait het alleen om presteren. Ik sloot me af en liet weinig los naar buiten. Veel mensen dachten dat ik de boel prima op de rit had. Achteraf denk ik: ‘had ik maar…’. Met dat soort dingen wil ik jonge jongens na mijn carrière helpen.”
Wanneer kwam het omslagpunt? “In het derde jaar kwam Alex Pastoor en die zei: ‘ik heb jou het afgelopen jaar een paar keer in het tweede zien voetballen en jij bent mijn man.’ Met hernieuwd zelfvertrouwen werd dat derde jaar voor mij uiteindelijk fantastisch en werd ik zelfs speler van het jaar. Toen bood NEC mij aan mijn contract met vier jaar te verlengen en heb ik daar opnieuw bewust voor gekozen.”