fbpx

Marko Vejinovic: ‘Ik teerde op mijn goede naam en mooie techniek. Het werd tijd voor de ommekeer’

Marko Vejinovic (24) is in korte tijd uitgegroeid tot hét gezicht van Vitesse. VI dook in het verleden van de geboren Amsterdammer en stuitte op een aantal roerige jeugdjaren. Het verhaal van een toptalent dat wegliep bij Ajax, botste met Louis van Gaal en het licht zag in Arnhem.

 
 
Een Servische vader en een Bosnische moeder die eind jaren zestig naar Nederland zijn vertrokken voor een beter leven, verwelkomen in 1990 in Amsterdam hun tweede zoon. Zijn naam is Marko. Het ventje komt in een liefdevol, maar gedisciplineerd gezin terecht. In huize Vejinovic gelden de wetten van de Balkan: liefde voor het gezin en in alles wat je doet de beste willen zijn.
 
Net als veel Serviërs zijn Marko en zijn broertje Dusan gek van voetbal. Eerst op straat en later bij SC Voorland. Al snel trekt hij naar de talentenfabriek van Zeeburgia. ‘In die tijd was ik spits’, weet de middenvelder. ‘Mijn trainer Mike Kolf zag dat anders. Hij zei: “Jij bent helemaal geen spits, maar een nummer 10”.’
 
Bij Zeeburgia werkt Kolf met veel spelers die inmiddels op de cover van VI hebben gestaan. Volgens hem heeft Marko iets bijzonders. ‘Hij was overduidelijk de beste van zijn lichting. Hij viel op door zijn gretigheid, hij was leergierig. Ook was hij trots. Iemand die wist wat hij kon én iemand die al snel wist dat hij beter was dan de rest. Was er een vrije trap, dan zei hij: “Trainer, laat mij ’m maar nemen. Dan gaat hij er in ieder geval in”. Als hij die bal er dan in roste – en dat gebeurde over het algemeen wel –, dan kwam hij lachend naar me toe. “Zei ik toch trainer”, klonk het dan. Het was een eigenzinnig mannetje. Inzicht, een geweldige trap én een eigen mening. Ik hield daar wel van. In mijn ogen moet een goede voetballer ook een beetje anders zijn.’
 
Marko  gaat naar de talentendagen van Ajax en doorloopt fluitend alle rondes. Hij begint in de E2, in een lichting met Daley Blind, Ben Rienstra en Aras Özbiliz. Het Balkankind lijkt met zijn piekfijne trap en bovengemiddeld spelinzicht te slagen op De Toekomst.
 
Na zeven jaar kiest de middenvelder er zelf voor om uit Amsterdam te vertrekken. Op De Toekomst hebben ze moeite met zijn directheid. Arnold Mühren, in die tijd trainer van Ajax C2, spreekt van een koppig mannetje. ‘Marko was een talentvolle jongen. Wel was hij een beetje gemakzuchtig, soms bij het arrogante af. Marko vond meeverdedigen niets, daar had hij negen teamgenootjes voor. Bovendien had hij een eigen willetje. Marko wilde altijd op 10 spelen. Wij wisselden nog weleens door waardoor hij op 6 of op 4 terechtkwam. Het zorgde voor discussies met hem en zijn vader, die vaak nogal vrij dominant aanwezig was. Uiteindelijk zou hij zijn vertrokken vanwege het aantal speelminuten. Hij vond dat de beste spelers altijd moesten spelen.’
 
Marko bevestigt die lezing enkele jaren later in VI, maar wil er inmiddels niet meer te diep op ingaan. ‘Het was gewoon jeugdigheid, dan heb je nog een favoriete positie. Je weet dat je heel belangrijk kunt zijn op de 10. Ik wist wat ik graag wilde, ook al was dat niet altijd goed.’
 
Afgeknapt op Amsterdam komt Marko in de jeugdopleiding van FC Utrecht terecht. Het avontuur duurt precies één seizoen. ‘In Utrecht heb ik vooral leren bikkelen. Ze speelden een ander soort voetbal. Vechten, erop knallen. Het was niet altijd een even leuk, maar ik heb wel veel geleerd.’
 
De profwereld is hard. Marko wordt gezien als een van de grootste talenten van zijn generatie, maar heeft na het afscheid in Utrecht ook het stempel moeilijke jongen gekregen. Zijn talent staat echter buiten kijf.
 
Na het mislukte avontuur in de Domstad komt Marko via oud-trainer Kolf bij AZ terecht. Marko begint in de B-jeugd, maar zorgt er in zijn eerste jaar persoonlijk voor dat het A1-elftal op het hoogste niveau blijft acteren. ‘Ik was trainer van de A1 en we speelden play-offs tegen degradatie’, weet Michel Doesburg nog. ‘Na een gelijkspel tegen Vitesse moesten we winnen van NAC Breda. Ik nam Pepijn Kluin en Marko mee. Uiteindelijk hebben zij de wedstrijd doen kantelen. Uit het wereldje had ik inmiddels vernomen dat Marko een moeilijke jongen zou zijn, maar dat heb ik zelf nooit zo ervaren. Ik herinner me een trotse Balkanjongen met extreem veel talent.’
 
Marko valt op en kan op zeventienjarige leeftijd zelfs een contract tekenen bij Liverpool. Maar de middenvelder kiest voor de plannen van AZ. Datzelfde jaar nog meldt hij zich, net oud genoeg voor een brommerrijbewijs, bij het tweede elftal. Een training die nog geen minuut duurt. Marko: ‘Dat was een spannende dag. Eenmaal op het trainingsveld aangekomen zei Marcel Bout tegen me: “Marko, ga maar weg. Je moet je melden bij het eerste elftal. Ga maar naar het stadion”. Dat was schrikken. Eenmaal daar aangekomen heb ik iedereen een handje gegeven en een praatje gemaakt. Eigenwijs als ik ben, wilde ik er wel meteen staan en niet op de achtergrond eindigen. Dus ik heb gewoon lekker gepraat en was voor niemand bang.’
 
Niet veel later hoort de Amsterdammer officieel bij de eerste selectie. Hij begint aan een mission impossible. AZ is een koopclub, met Louis van Gaal als trainer. De ex-bondscoach is lovend over de jonge middenvelder (‘een intelligente voetballer die altijd vooruit denkt en handelt’), maar de concurrentie blijkt moordend. ‘Het kwam een beetje op geduld aan en dat was niet zijn sterkste punt’, herinnert Doesburg zich. ‘Hij wilde vanaf dag één concurreren met Moussa Dembélé. Hij was zeventien.’ Vejinovic heeft naar eigen zeggen een aardig rijtje concurrenten. ‘Wie ik voor me had? Stijn Schaars, Demy de Zeeuw, David Mendes Da Silva, Mounir El Hamdaoui, Moussa Dembélé, Maarten Martens. Ik heb vaak genoeg gehoord dat mijn tijd wel zou komen. Maar geduld had ik helaas niet. Ik wilde spelen.’
 
De beleidsbepalers in Alkmaar balen en proberen hem drie jaar later tevergeefs terug te halen, aangezien AZ nog een deel van zijn transferrechten heeft. Doesburg vindt het jammer. ‘Ik had hem dolgraag als de opvolger van Rasmus Elm gezien.’
 
De doorbraak
Vejinovic trekt de deur in Alkmaar achter zich dicht. Parma, Hertha BSC en zelfs Real Madrid zijn geïnteresseerd in de aanvoerder van Oranje Onder-19. De middenvelder hoort de buitenlandse verhalen aan, maar rijdt vervolgens in zijn Twingootje richting Almelo. Daar ligt een driejarig contract met een optiejaar klaar bij Heracles. Vejinovic kiest voor het shirt met rugnummer 10 én een bescheiden salaris. ‘Als het me om het geld zou gaan, was ik wel bij AZ gebleven’, liet Vejinovic destijds optekenen in VI. ‘Maar ik heb ook nog mijn eer. Als ik moet kiezen tussen op de bank zitten voor veel geld of spelen voor wat minder, kies ik voor het laatste. Naar het buitenland moet je gaan als gearriveerde speler, niet als jong talent dat nog maar weinig heeft laten zien.’
 
Gert-jan Verbeek: ‘Marko wist precies wat hij wilde. Ik herinner me een zeer ambitieuze, maar ook eigenzinnige jongen. Hij was niet vervelend, maar had een sterke eigen mening. De periode bij Heracles is er één van ups en downs. Onder Verbeek moet Vejinovic het eerst doen met invalbeurten, een jaar later staat hij met een darminfectie lang aan de kant. Het talent worstelt, maar komt boven. ‘De denker werd een doener, de stilist een harde werker’, liet Vejinovic eerder in VI ontvallen. ‘Ik zat niet lekker in mijn vel, misschien zelfs een beetje in de put… Jarenlang hoorde ik van iedereen dat ik een talent was. Maar wanneer ben je talent af? Ik teerde alleen op mijn goede naam en mooie techniek. Ik was die mooie voetballer die met een schoon broekje van het veld kwam. Het werd tijd voor de ommekeer.’
 
Bij Heracles Almelo overtuigden Peter Bosz en Hendrie Krüzen Marko Vejinovic ervan dat zijn toekomst net voor de verdediging lag. ‘Peter en Hendrie hebben mij laten inzien dat een rol als controleur mij het beste past’, weet Vejinovic. ‘Ik wilde heel bepalend zijn. Op televisie zag je een nummer 10 goals maken, assists geven. Pas naarmate je ouder wordt, besef je dat het niet alleen daar om draait. Wat er voor nodig was om mij te overtuigen? Tijd en ervaring. Ze hebben veel met me gesproken en beelden laten zien. Net zolang totdat ik het inzag. Vervolgens heb ik dat heel goed opgepakt.’ Het brengt Vejinovic uiteindelijk naar Vitesse waar hij zijn belofte inlost.
 
November 2014. Vejinovic is clubtopscorer in Arnhem en leidt menig spelersklassement. Hij is inmiddels bezig aan tweede volledige seizoen als controleur, onderschrijft dat het goed gaat, maar is uiteraard nog niet tevreden. Het kind van de Balkan wil immers altijd meer. Inmiddels is er een discussie op gang gekomen of hij in de toekomst voor Oranje of voor Servië moet spelen. De voormalig aanvoerder van Oranje Onder-19 zelf mengt zich niet in de discussie. ‘Ik ben gewoon lekker bezig met Vitesse. Als er niks concreets komt, hoef ik ook geen keuze te maken. Er wel mee bezig zijn levert een bepaalde stress op die je niet nodig hebt. Als het concreet wordt, dan beslis ik op dat moment. Nee, ik ben er echt niet mee bezig.’
 
Vejinovic is een stilist. De man met de splijtende pass in zijn rechtervoet en een indrukwekkend spelinzicht in zijn hoofd. Toch valt hij dit seizoen ook op door zijn doelpunten. In de competitie staat de teller inmiddels op zes. Wie weleens een training van Vitesse bezoekt, weet hoe dat komt. Bijna dagelijks schaaft hij aan zijn traptechniek. ‘Je moet heel veel trainen’, weet de middenvelder. ‘Ik heb altijd een goede trap en pass gehad, maar je moet er wel aan blijven werken. Als jeugdspeler ging ik elke zondag naar Zeeburgia, dan schoot ik wel honderd ballen per dag. Dan werd je onbewust beter. Ik ben er nog steeds mee bezig. Het kan een extra wapen zijn.’
 
Dat wordt bevestigd door Gertjan Verbeek. ‘Marko was altijd met die bal bezig. Na de training was hij altijd met Willie Overtoom bezig zijn trap te perfectioneren. Het leverde wel een bepaalde tweestrijd op in het team. Wie moest de vrije trappen nemen? Om de goede vrede te bewaren zei ik altijd: Gun elkaar een bal. Zit jij niet lekker in de wedstrijd, geef hem dan aan een ander. Dat was niet altijd even makkelijk.’
 
Eigenwijs, zelfverzekerd en zelfs een beetje koppig. Marko Vejinovic kwam zichzelf in zijn korte carrière diverse keren tegen. Inmiddels lijkt het kwartje gevallen. Hij heeft de rol als controleur omarmd en staat open voor kritiek van trainers. Toch is dat eigenzinnige nooit verdwenen. Binnen en buiten de lijnen is Vejinovic anders. ‘Je moet je ook buiten de lijnen ontwikkelen. Het zelfvertrouwen en het plezier dat je op het veld hebt, creëer je ook daarbuiten. Voor mij begint dat met een fijne omgeving. Ik heb een vriendin, een hond en een kat. Een goede basis dus. Daarnaast probeer ik mezelf te ontwikkelen. Ik heb mijn havo afgemaakt en wil nu een paar opleidingen vanuit huis gaan volgen. Iets waar ik na mijn carrière wat mee kan. Mijn vriendin en ik willen op den duur een eigen bedrijfje én een goed doel beginnen. Je moet niet alleen met voetbal, voetbal, voetbal bezig zijn. Je moet je hoofd ook vrij kunnen maken. Eigenlijk heeft mijn vriendin Sophie mijn ogen geopend. Ik zat bij AZ, waar ik veel geld en mooie auto’s zag. Daardoor glij je zelf ook een beetje die kant op. Maar het gaat niet om kleding. Je mag best genieten van je geld, maar er is méér. Die spullen maken je maar voor één procent gelukkig.’
 
Iets terugdoen voor anderen is heel belangrijk. Vandaar dat goede doel’, vervolgt de middenvelder. ‘Bij Vitesse hebben we jaarlijks een dag voor mensen met een handicap, het Menzis G-voetbaltoernooi. Dat vind ik geweldig. Het gaat ook om mensen die het minder hebben. Dan is het niet alleen geld geven, maar ook eten, drinken, een mooie jas… Alle spullen die ik niet meer gebruik, brengen mijn ouders naar Servië. Een heel dorp loopt daar met mijn schoenen. Die kleine extra’s maken het verschil.’