fbpx

De crisismanager: niet doemdenken, maar focussen

Vroeger was het simpel als je als club in degradatienood verkeerde. Je belde óf Fritz Korbach óf Simon Kistemaker. Beide trainers hadden een sterke reputatie op het gebied van crisismanagement. Met hun onverschrokken aanpak kregen ze de boel meestal wel weer aan de praat. En als het onverhoopt een keertje niet lukte, dan was er in elk geval gelachen. De no-nonsensetrainer is uit de mode. Een paar weken terug ontsloeg Go Ahead Eagles Foeke Booy, waarna assistent Dennis Demmers werd doorgeschoven. Heracles koos voor clubman John Stegeman, nadat Jan de Jonge de laan uit was gestuurd. Keurige, jonge trainers. Maar niet bepaald nazaten van Kistemaker en Korbach.
 
 
Toch zijn er nog clubs die een wat minder veilige keus durven maken. Eind december kwam NAC met Robert Maaskant (46) op de proppen, en FC Dordrecht onlangs met Jan Everse. Twee totaal verschillende trainers, met één overeenkomst: ze brengen reuring in de tent. ‘Robert moet hier de lakens een beetje opschudden’, zei directeur Hans Nijland in 2012 nog bij de komst van Maaskant naar FC Groningen. Om na tal van incidenten te concluderen dat de match niet helemaal een geslaagde bleek te zijn. Onlangs kwam Maaskant in opspraak toen hij een gat in zijn dug-out sloeg, nadat NAC een voorsprong uit handen had gegeven tegen FC Dordrecht. Hij kreeg er een wedstrijd schorsing voor. José Fortes Rodriguez werkte in 2006 onder Maaskant bij RBC, de club waar de trainer drie keer werkzaam was. Fortes noemt de geboren Schiedammer ‘een sterke persoonlijkheid met originele trainingsmethoden’. ‘Veel trainers houden ellenlange en saaie besprekingen. Maaskant niet. Die organiseerde kwisjes met vragen over de tegenstander. Achter alles wat hij deed, zat een gedachte.’
Jarenlang gold Maaskant als het prototype van de moderne coach: jong, ambitieus en goedgebekt. Maar hoe langer hij trainer was, hoe meer zijn zelfvertrouwen tegen hem ging werken. ‘Zijn valkuil is zijn gebrek aan bescheidenheid’, denkt Fortes Rodriguez. ‘Als hij van chocolade was, had hij zichzelf allang opgegeten.’ Van kroonprins tot wonderdokter; de ontwikkeling van de trainerscarrière van Maaskant is een opvallende. Bij zijn intakegesprek voor de cursus Coach Betaald Voetbal antwoordde hij op de vraag wat zijn ambitie was: ‘Bondscoach worden.’ Vrienden lieten hem tijdens zijn vrijgezellenavond in een T-shirt lopen: ‘Robert Maaskant, uw bondscoach, Japan 2002.’ Als beginnend trainer promoveerde hij met RBC naar de eredivisie. Met Willem II koos hij voor de verkeerde club op het verkeerde moment. Hij werd ontslagen en keerde terug naar RBC, om vervolgens aan de slag te gaan bij NAC.
In 2010 vertrok Maaskant naar Polen. Misschien niet de meest aansprekende competitie van Europa, maar hij ging wel Champions League spelen. Het moest de springplank zijn naar een grote club in een grote competitie. Nadat hij een jaar later werd ontslagen bij Wisla Kraków, verdween Maaskant van de radar. In 2012 koos hij voor een avontuur bij Texas Dutch Lions. Na twee wedstrijden tekende hij alweer een contract bij FC Groningen. Daar eindigde Maaskant keurig als zevende, maar mensen zullen hem eerder herinneren als degene die een standje kreeg van scheidsrechter Serdar Gözübüyük. Die wees hem opzichtig op het ‘respectbandje’ na aanmerkingen op zijn leiding. Nadien toog Maaskant naar Wit-Rusland (Dinamo Minsk) en opnieuw Amerika (veldtrainer bij Colombus Crew).

Borst vooruit
Ooit liet hij in een interview weten dat trainer van Feyenoord worden zijn droom was. Maar toen Fred Rutten begin maart zijn vertrek uit Rotterdam bekendmaakte, viel nergens de naam van Maaskant als mogelijke opvolger. Hij concludeerde in een interview met het Algemeen Dagblad: ‘Ik zou best een langere periode kunnen en willen werken bij clubs waar ik bekend ben, zoals NAC of Go Ahead Eagles. Maar ik ben er zo langzamerhand ook in gespecialiseerd om de boel om te draaien in uitzichtloze situaties.’ Crisismanagers worden ze genoemd in het bedrijfsleven. Mensen die ‘in korte tijd een organisatie in beweging krijgen’, zoals Fons Trompenaars dat noemt. Trompenaars is directeur van adviesbureau Trompenaars Hampden-Turner, hoogleraaraan de VU en geldt als expert op het gebied van leiderschap. Volgens hem is Maaskant het prototype van een crisismanager. Met bovenmatige interesse kijkt Trompenaars naar de voetballerij, waar bijna elke week een crisis op de loer ligt. ‘Bij een bedrijf ontstaat pas onrust als er banen in het gedrang komen. In het voetbal is één nederlaag al genoeg om de sfeer op de werkvloer tot het nulpunt te doen dalen.’ Laat staan als degradatie naar de eerste divisie dreigt. Supporters beginnen zich ermee te bemoeien, sponsoren vormen een front en kranten en tv-programma’s komen met venijnige analyses. Hoe moet een crisismanager dan te werk gaan?
‘Ten eerste: laten zien dat het menens is’, zegt Trompenaars. ‘Duidelijk maken dat er echt iets moet veranderen.’ Daarna: switchen naar het positieve. ‘Negen van de tien keer hebben mensen hun zelfvertrouwen verloren. Een crisismanager geeft hun het gevoel: we kunnen het.’ Als dat eenmaal is gelukt, moet hij de focus aanbrengen: ‘Niet tien dingen half doen, maar twee dingen heel goed.’ In grote lijnen komt de aanpak van Maaskant daarop neer. Op 2 januari had hij zijn eerste werkdag in Breda. Met stevige passen beende hij het trainingsveld op. Kin omhoog, borst vooruit. De eerste competitiehelft was afgesloten met de teleurstellende zeventiende plek, maar in doemdenken had Maaskant geen zin. ‘Met dit materiaal gaan we twaalfde worden’, liet hij direct bij aankomst optekenen. Of die voorspelling ergens op was gebaseerd, wist niemand. Eén ding kreeg Maaskant met zijn bluf wel voor elkaar: NAC leefde weer helemaal op. Hij bracht structuur en duidelijkheid. Het accent kwam op de defensie te liggen en met Dirk Marcellis koos hij direct voor een nieuwe aanvoerder. Tot dan toe had Jelle ten Rouwelaar de band om zijn arm gedragen, maar Maaskant vond dat een doelman zich te weinig met het spel kan bemoeien. Bovendien had Ten Rouwelaar na een aantal mindere optredens even genoeg aan zichzelf, oordeelde de trainer. Het individu was onderschikt aan het teambelang. Zelfs de kritische Simon Kistemaker is te spreken over Maaskant. ‘Het is me soms allemaal een beetje te veel poespas bij hem, maar je ziet het verschil. Al moet je niet vergeten dat hij vijf spelers kon halen toen hij begon. Die waren niet belast met het verleden.’
 
Inwisselbaar
Volgens ‘de Kist’ is het helemaal niet ingewikkeld, een crisis managen. ‘Een kwestie van je visie neerzetten, daarna praten met mensen en vervolgens mes- en messcherp trainen’, zegt hij. ‘Wie niet meedoet, valt af.’
Fritz Korbach hield ‘het focussen’ in zijn tijd meestal nog simpeler. Eenmaal ingehuurd door een club, zette hij zijn leesbrilletje op, stak een sigaar in de brand en spoedde zich naar de kleedkamer voor een paar korte afspraken. Tegen de voorstopper: ‘Zo, jij gaat dus vandaag hun spits tegenhouden. Goed zo.’ En tegen de spits: ‘Jij gaat vandaag doelpunten maken, oké? Mooi, dat is dan afgesproken.’ Het succes dat deze werkwijze opleverde kreeg zelfs een heuse benaming: het Korbach-effect. Waarom is dit type coach een uitstervend ras geworden? Kistemaker durft het niet te zeggen. ‘Misschien zijn er gewoon te veel trainers.’ Volgens Trompenaars heeft het vooral te maken met de opleiding in Zeist. Die levert in zijn ogen te veel ‘sjablonen-trainers’ af. ‘Kijk naar hun persconferenties. Ze zijn allemaal inwisselbaar. Je krijgt als excentriekeling nauwelijks nog kans om te overleven.’ Toch is er juist in crisistijd niets belangrijker dan een beetje humor, betogen zowel Kistemaker als Trompenaars. Die laatste: ‘Zeker in het voetbal werkt het goed om een beetje de druk van de ketel te halen. Het is een serieuze, vrij overspannen wereld. Dan kan het geen kwaad om de stemming met een grapje te relativeren.’
 
Het levert hilarische anekdotes op. Jan Everse werd in een sollicitatiegesprek ooit gevraagd of hij ook goed met topspelers kon omgaan. ‘Maakt u zich geen zorgen’, antwoordde hij. ‘Die heeft u niet in uw selectie.’ En Fritz Korbach vroeg eens in een volle bestuurskamer, nadat hij met PEC Zwolle van Ajax had gewonnen: ‘Voorzitter, nou hadden we afgesproken dat als wij van Ajax zouden winnen, dan om elf uur het neuken zou beginnen. Nu is het tien over elf, en het is nog steeds niet begonnen!’ Het kostte hem naar eigen zeggen een baan bij Ajax.
In de belangrijke degradatiewedstrijd van NAC tegen Heracles doet Maaskant er volgens Kistemaker verstandig aan deze keer de dug-out heel te laten. ‘Was ik niet kapot van, die actie’, zegt hij. ‘Ik begrijp zijn frustratie wel, maar die moet je altijd binnenskamers ventileren. Naar buiten toe moet je rust uitstralen, zeker als het crisis is.’ Trompenaars is het er niet mee eens. Een crisismanager mag zich soms laten gelden, vindt hij. Dat getuigt van leiderschap en daadkracht. ‘Ja hoor, gooi die vuist gerust eens door de dug-out.’