De term burn-out werd begin jaren ’70 voor het eerst gebruikt door de Amerikaanse psychotherapeuten Herbert Freudenberger en Christina Maslach. De opvatting van de laatste is inmiddels dominant geworden. Burn-out bestaat in haar opvatting uit drie, min of meer samenhangende verschijnselen: uitputting (een gevoel van extreme vermoeidheid), cynisme (afstand hebben van het werk, dan wel de mensen met wie men werkt), en verminderde persoonlijke bekwaamheid (het gevoel dat men minder goed presteert dan in het verleden het geval was, ook wel verminderd werkgerelateerd zelfvertrouwen). Deze opvatting ligt de laatste jaren onder vuur. Het verminderde gevoel van zelfvertrouwen lijkt geen centraal onderdeel van het burn-out-syndroom te zijn; terwijl een aantal wetenschappers burn-out als een vorm van depressie, dan wel gewone, zij het extreme, vermoeidheid ziet (en dus niet als een op zichzelf staand begrip).
Vaak wordt gesteld dat een burn-out niet verward dient te worden met overspannenheid of een depressie. Ze zouden alleen min of meer dezelfde symptomen hebben, maar (vaak) een andere oorzaak hebben en zouden dientengevolge ook anders behandeld dienen te worden. Deze opvatting staat tegenwoordig dus onder druk; de verschillen tussen deze psychische problemen lijken aanzienlijk kleiner dan de overeenkomsten. Dat betekent overigens ook dat de meerwaarde van het begrip “burn-out” ten opzichte van deze andere concepten steeds meer betwijfeld wordt.
Hoe kun je een burn-out herkennen?
Basaal is er sprake van een gevoel van opgebrand zijn. Op en leeg zijn. Dit uit zich in concentratieproblemen, vermoeidheid, futloosheid, soms huilbuien en chaotisch denken. Ook ziet men vaak overal tegen op. Wel zin hebben om dingen te gaan doen, maar niet de fut hebben. Ook de waarneming van de buitenwereld kan verstoord zijn: niet meer goed horen wat mensen om je heen zeggen, niet meer zien en oppikken wat er precies om je heen gebeurt.
Ook is het mogelijk dat iemand overgevoelig wordt voor licht of geluid. Tijdens sociale contacten kan iemand zich opeens erg ongemakkelijk voelen en hem of haar het zweet letterlijk uitbreken. Ook kunnen mensen zichzelf gaan afsluiten van de omgeving.
Vaak ook is iemand met een burn-out teleurgesteld. “Hoe kan mij dit nou overkomen” en “Het werk is toch altijd leuk geweest” zijn veelgehoorde kreten. Het is zaak om niet te verzanden in depressieve buien en al te grote teleurstelling in zichzelf. Het kan namelijk iedereen overkomen. Teleurstelling uit zich vaak in faalangst, moeheid, allerlei lichamelijke klachten en uiteindelijk in volledige uitputting. Dan is een iemand nog verder van huis.
Hoe ontstaat een burn-out?
Tijdens het werken raak je zowel lichamelijk als geestelijk vermoeid. ’s Nachts herstel je daar van. Maar het kan zijn dat je niet helemaal herstelt en dat er nog een restje vermoeidheid overblijft in het lichaam. De volgende dag ga je opnieuw werken terwijl je nog een klein restje vermoeidheid in je lijf hebt zitten. De tweede dag merk je niks van die extra vermoeidheid. Aan het einde van de tweede dag raak je weer vermoeid van je normale, dagelijkse werk. ’s Nachts moet je dan weer uitrusten. Als dat weer niet lukt neem je de derde dag weer een restje vermoeidheid mee en ook de vierde en de vijfde.
Kun je in het weekend niet herstellen van deze extra vermoeidheid, dan ga je de volgende week ook weer met een restvermoeidheid in. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als je ook in het weekend moet werken of als je veel sociale verplichtingen hebt in het weekend en eigenlijk helemaal niet tot rust komt. Ook de gezinssituatie speelt een rol.
De restvermoeidheid bouwt zich geleidelijk aan op tot er op een gegeven moment een onbalans ontstaat in het lichaam. Daardoor ontspant je lijf nog wel, maar niet meer in die mate die het gewend was. De meeste mensen hebben dit niet in de gaten, of je moet je lichaam wel heel goed kennen. Als er niets aan de voortdurende opbouw van spanning en vermoeidheid gedaan wordt, loopt het lijf vol en kan het op een gegeven moment niets meer compenseren. Dan valt iemand voor zijn gevoel van de ene op de andere dag helemaal uit. De diagnose is dan dat je overspannen of burn-out (letterlijk vertaald: opgebrand) bent.
Mensen vallen dus vaak in één keer uit, maar daar gaat een heel proces aan vooraf waarbij langzaam spanning in het lichaam wordt opgebouwd. Het omgaan met spanning door het lichaam is vergelijkbaar met een elastiek: het kan ver opgerekt worden, maar op een gegeven moment breekt het elastiek.
Ook topsporters lopen risico op een burn-out, maar dan met name door lichamelijke uitputting. De geestelijke belasting valt vaak relatief mee en daardoor zijn sporters vaak weer binnen enkele maanden op de been.