Vierenhalf jaar geleden debuteerde hij met een goal tegen Ajax en gold hij als het zoveelste grote Feyenoord-talent. Tot Jean-Paul Boëtius (22) leerde dat het in het leven ook kan tegenzitten. Zijn avontuur in Basel mislukte, maar op de tribune bij Arsenal gingen zijn ogen open. Boëtius wil weer toveren en Racing Genk gaat ervan profiteren.
Vorige week zaten ze nog op die bergflank in Basel, nu in een hotel in Genk. En dan begint hij aan een nieuwe start van zijn carrière. ‘Want zo voelt Genk wel voor mij. Een nieuw begin, na een moeilijk anderhalf jaar in Zwitserland.’
Je bent er mislukt.
‘Als je puur kijkt naar de statistieken, dan wel. Daar draai ik niet om heen. Eigenlijk heeft het dan ook weinig zin naar oorzaken te gaan zoeken, al heb ik zelf wel op een rijtje waarom het niet ging zoals ik zou willen. Het eerste jaar speelde ik trouwens wel. Het ging ook best goed.
Wat ging er mis?
‘Misschien moet je wel concluderen dat ik als persoon niet paste in Zwitserland. Karakterologisch waren er verschillen tussen hen en mij. Zwitsers zijn van nature geen praters. Ze zijn meer volgers, of beter: uitvoerders, of misschien nóg beter: ja-knikkers. En als je speelt, knik je makkelijker ja dan wanneer je nooit mag meedoen. Voor de trainer is het lekker werken daar. Je geeft een opdracht en de spelers doen het toch wel, zonder zich af te vragen waarom ze het moeten doen. Ik ben dan toch te veel Nederlander; ik was de enige met nog een beetje karakter. Als ik iets wilde weten, vroeg ik het. Als ik het ergens niet mee eens was, zei ik het. Waren ze daar niet gewend. Urs ook niet. Ik vroeg hem wat het nut van bepaalde oefeningen was. Niet om vervelend te doen, gewoon uit interesse. Hij was daar alleen wat minder van gediend. Misschien dat dit niet heeft meegeholpen aan de relatie tussen de trainer en mij.’
Het klinkt wat makkelijk.
‘Is het natuurlijk ook wel een beetje. Ik geef toe dat het allemaal te maken had met het feit dat ik niet speelde. Fischer zei alleen tegen mij dat-ie in aanvallend opzicht geen klachten had, maar dat hij vond dat ik soms iets te gemakkelijk mijn directe tegenstander liet lopen. Maar ja, met Basel ben je eigenlijk altijd in balbezit. Ik heb een aantal keer gevraagd waarom ik niet speelde en wat ik moest doen om daartoe wel een kans te krijgen. Zei hij alleen: “Ik kies nu gewoon even voor een ander”. Misschien paste ik behalve door die grote mond ook niet als speler in de competitie daar. Voetballers met een actie zie je er sowieso weinig.’
Boëtius zegt: ‘Ik weet nu dat je van alles kunt plannen, maar dat het in feite weinig zin heeft. Ik ging naar Basel om er te schitteren en binnen twee jaar een transfer af te dwingen naar een grote club. Ik zat in de kleedkamer naast Mohamed Elneny. Na een paar goede wedstrijden speelde die jongen ineens bij Arsenal. Zo had ik het dus ook voor ogen. Bij mij liep het anders en de vraag is nu alleen: heb je dan ook stilgestaan? De een zal zeggen van wel en qua voetbal is dat natuurlijk ook wel zo. Ik heb in Basel toch eigenlijk ook heel veel geleerd.’
In Basel ontwikkelde hij zich ook. Als mens vooral. En hij veranderde. ‘Ik heb het voetbal nu echt goed leren kennen. Weet je, als alles vanzelf gaat en je hoort de verhalen van jongens die niet spelen en het daarmee moeilijk hebben, denk je: Zal wel, niet zo zeuren. Tot je zelf aan de beurt bent. Dan is het effe slikken. De winst van mijn vertrek naar Basel, als die er al is, vind ik het feit dat ik er mentaal sterker ben geworden. Als je Vaduz-uit op de bank zit, in dat kleine stadionnetje in Liechtenstein, dat is niet makkelijk. Maar je moet door. Ook qua fysiek heb ik in Basel stappen gemaakt door al die krachttraining. Maatje S is nu M geworden. Vroeger was ik ook niet zo’n eter. Als er niks in huis was, at ik niks, had ook niet het gevoel dat mijn lichaam het nodig had. Maar als je samenwoont, staat er ’s avonds gewoon eten op tafel. Alles bij elkaar voel ik me nu veel meer, noem het maar volwassen. Het jongetje dat ik was, ben ik allang niet meer.’
Hij wordt ouder en tegenslag hoort bij het leven. Om zich heen ziet hij zijn generatiegenoten net zo worstelen als hij zelf heeft gedaan. Hij somt op: Memphis, Tonny Vilhena, Karim Rekik, Kyle Ebecilio, Anass Achahbar; als teenagers werden ze Europees kampioen en leek alles als vanzelf te gaan. En toen begon het echte leven. ‘We werden de gouden generatie genoemd, we dachten dat het altijd zo zou gaan, tot je simpel gezegd ouder wordt. Dan is talent alleen niet genoeg. Ieder gaat zijn eigen weg, de veiligheid van Feyenoord verdween, je komt terecht op een ander niveau met andere verwachtingen en eisen. In de jeugd kon ik bij wijze van spreken elke dag een patatje eten en op zaterdag nog beslissend zijn. Maar daarna kon dat niet meer, kreeg je te maken met allerlei randzaken, zoals aandacht, media, verwachtingen. Alles om je heen verandert. Je moet echt leren daarmee om te gaan. Ieder doet dat op zijn eigen manier, met vallen en opstaan. En soms moeten we een stapje terug doen, zoals Memphis, die van Manchester United naar Lyon gaat. Of je vertrekt vroegtijdig bij een club, zoals ik heb gedaan. Er wordt dan snel gezegd: Die jongens hebben gefaald, maar ik ben ervan overtuigd dat we uiteindelijk onze weg weer zullen vinden. Want het talent dat je hebt, kun je niet kwijtraken.’
Op zaterdag zit Jean-Paul Boëtius bij de wedstrijdselectie. ‘Match day!’, grijnst hij. ‘Ik kan me eigenlijk niet heugen wanneer dat voor het laatst is geweest. Ik zat begin dit seizoen vier keer op de bank, daarna werd het de tribune. Dat is erg, joh, die tribune. Het is een signaal dat je er niet bij hoort.’
Toch kreeg hij juist op de tribune het heilige vuur terug. Het gebeurde op 28 september vorig jaar in Londen. Op een zijspoor bij FC Basel, zag Boëtius zijn ploeg tegen Arsenal spelen voor de Champions League. ‘Ik voelde me echt net een kind toen ik daar zat. Een kleine jongen die voor het eerst naar het stadion gaat, zo mooi vond ik het. Ik heb Arsenal van heel dichtbij kunnen zien. Mijn droomclub. Ik zag Mesut Özil bezig, Alexis Sánchez. Dat was bijna buitenaards, zo extreem goed. Nu kon je zien hoe goed ze echt zijn, hoe snel ze bewegen, hun techniek, alles op snelheid… En ik besefte daar dat ik echt nog zo ver weg ben van dat niveau. Was wel een goede wake-upcall ook, want het motiveerde me tegelijk enorm. Ik had weer zin om te gaan spelen. Die gasten van Arsenal hebben het vuur in mij weer aangewakkerd. Dat vuur gaat branden, hier in Genk.’