fbpx

Handboek: Presteren met plezier, voetbalcoaching van pupillen

Wekelijks voetballen zo’n 500.000 kinderen. Zij worden vaak getraind en gecoacht door ouders. Psycholoog Erwin van Baarle (46), zelf succesvol jeugdvoetbalbegeleider én werkzaam als bedrijfscoach, schreef voor hen een handboek: Presteren met plezier, voetbalcoaching van pupillen. In het tijdschrift JM vertelt hij over zijn boek en zijn ervaringen.

Wat is de essentie van je aanpak?
‘Het doel is dat kinderen een geweldig jaar hebben en als team én individueel leren presteren. Ik stimuleer dat door spelers zelfvertrouwen te geven, omdat ze dan het meeste oppikken. Talent is aangeboren, aan inzet valt maar mondjesmaat wat te doen. Terwijl je aan zelfvertrouwen veel kunt doen: door een goede sfeer te creëren, ze aan te moedigen en vooral niet te schreeuwen, want dat smoort elk eigen initiatief in de kiem. Ik ben ervan overtuigd dat als spelertjes initiatief durven nemen, ze uiteindelijk betere voetballers worden.Haal eruit wat erin zit, dat is mijn boodschap. Van een bangerik maak je geen durfal, andersom kan dat helaas wel.’

Wat is de grootste fout die veel jeugdvoetbalbegeleiders maken?
‘Spelers bestraffen en het continu geven van aanwijzingen. In plaats van zelf beslissingen te leren nemen, worden spelertjes zo robotjes. Tot afgrijzen van sommige ouders moedig ik pingelen daarom ook aan. Dat wil zeggen: het moet niet, het mag. Simpelweg omdat veel spelertjes het leuk vinden, omdat ze het graag willen uitproberen. Dat betekent niet dat je niet kritisch mag zijn. Zo speelt er in mijn huidige team een driftkikker. Als hij over de schreef gaat, haal ik hem direct naar de kant. Het werkt, hij is steeds beter in staat zijn energie in zijn eigen spel te stoppen; dat maakt hem alleen maar beter.’

Wanneer merkte je dat je aanpak succes had?
‘Een paar jaar geleden was ik begeleider van een team dat wekelijks verloor met grote cijfers. Toch stonden ze iedere week weer te trappelen, vol vertrouwen dat het ditmaal wel zou lukken. De tweede helft van het seizoen ging het ook beter. Dat team steeg vervolgens boven zichzelf uit.’

In je boek vertel je ook dat je team aikido-les krijgt en heb je het over je ‘coachbord’. Is dat niet wat overdreven?
‘Die aikido-voetballes was een experimentje. Ik ken de leraar via mijn werk. Ik merkte dat mijn team in het begin van een wedstrijd nogal eens stond te slapen, en aikido is een manier om alertheid te oefenen.’ Van Baarle pakt vervolgens zijn coachbord erbij, dat niet groter dan een A4-tje is en magneetjes mét foto’s van de spelertjes heeft. ‘Datzelfde geldt in feite hiervoor. Je moet niet vergeten dat jeugdvoetbalwedstrijden vaak al om kwart voor negen ’s ochtends beginnen. Ik gebruik het om hun aandacht te vangen, om ze even goed wakker te schudden.’

Het gaat in het boek weinig over ouders langs de lijn. Terwijl die toch behoorlijk sfeerbepalend (lees: verneukend) zijn bij jeugdvoetbal.
‘Psychopaten daargelaten: als je aan het begin van het seizoen heldere afspraken maakt – positief aanmoedigen mag -, enige voetbalkennis etaleert, en dat blijft herhalen, valt het best mee. Het is belangrijk om contact te maken, ook met de tegenstander. Daar voorkom je een hoop gedoe mee.’

Maar niet iedereen is psycholoog en zo enthousiast als jij.
‘Ik weet dat het simpeler klinkt dan het is, maar als je je houdt aan principes als niet schreeuwen, kinderen de ruimte geven en presteren stimuleren, hoef je niet zo gek veel te doen. De opstelling of tactiek, ach, als het de ene week niet lukt, probeer je de volgende week wat anders.’

Behalve aanmoedigen, mogen ouders niet veel van jou. Wat mogen ze nog wel?
‘Genieten! Het verrast ouders vaak hoezeer ze zelf meeleven langs de lijn. Het schoolleven van kinderen vindt grotendeels achter gesloten deuren plaats. Je hoort wel eens wat en krijgt af en toe een tekening in handen gedrukt. Terwijl je ze op het voetbalveld “live” bezig kunt zien met leeftijdsgenootjes. Daarnaast is organisatorische hulp altijd welkom. Maar de drang om daadwerkelijk iets te doen is niet zo groot. De gemiddelde voetbalouder is vrij consumptief.’

Heb je zelf eigenlijk gevoetbald?
‘Ja, ik heb tot mijn 15e bij DHC uit Delft op niveau gespeeld, een leeftijd waarop voetbal minder vriendschappelijk wordt. Ik had weliswaar een strenge, Rinus ­Mi­chels-achtige coach – we hebben het over de jaren zeventig – maar wel eentje die heel veel vertrouwen gaf, oog had voor het individu en nooit schreeuwde. Want dat is helaas de voetbalcultuur: harde taal. Ik vind ook dat voetballertjes tot hun tiende, twaalfde niet met allerlei boodschappen het veld in moeten worden gestuurd. Ze moeten op school al zoveel.’