In NuSport reageert Bas Dost op tien stellingen. Zijn antwoorden bevatten een aantal voorbeelden van zijn toegenomen mentale weerbaarheid.
Dost: ‘Ik ben een spits die veel van tevoren nadenkt over wat er moet gebeuren. Hoe en wanneer positie te kiezen, het bepalen van de omstandigheden, gesprekken met medespelers…Moet ook, ik ben geen Zlatan die je altijd kunt aanspelen en die het daarna verder zelf uitzoekt. Ik moet echt goede afspraken maken met spelers die dicht bij me spelen. Bijvoorbeeld dat ik dan naar de tweede paal ga en graag de bal daar wil hebben. Als dat dan lukt, is dat prachtig. Als je ziet hoeveel assists Luciona Narsingh op me heeft gegeven, zie je dat het bij Heerenveen goed zit op dat vlak. Dat heeft overigens wel even geduurd. We hebben daar veel over gepraat. Ik zoek graag het contact. Zeker na vorig seizoen, dat dramatisch verliep, was ik er op gebrand om dit seizoen te slagen. Het móest gebeuren. Daarom ga je met elkaar aan de gang. Je ziet aan kleine dingen dat het is gelukt, aan de manier waarop we een doelpunt vieren. Het leeft. Je hebt er samen energie ingestoken die op dat moment wordt uitbetaald. Niks is mooier.’
Over Gerald Sibon: ‘Er wordt weleens gevraagd wat ik nou aan hem heb gehad afgelopen seizoen, maar ik denk dat ik dat zelf in het begin heb onderschat. Gerald heeft oog voor detail, maar pakt ook mensen aan tijdens een training op een manier die mij aanspreekt. Hij zegt waar het op staat en dat is binnen deze selectie belangrijk. Ook mij heeft hij weleens hard aangepakt. Dan zie hij: “Wat doe je nou allemaal, gek? Wat sta je nou te schreeuwen en te doen op dat veld? ”Dan dacht ik: houd jij je bek nou maar. Later besefte ik dat hij gelijk had. Moet kunnen, elkaar op een training verrot schelden, dat is goed, dan kom je ergens. Als je niet zegt waar het op staat, kom je nergens en win je niks. Je moet er samen doorheen, dus confrontatie? Kom maar op, graag zelfs.’
‘Als me iets niet aanstaat, dan ben ik niet te genieten. En ik kon dat tot voor kort niet altijd even goed verbergen. De laatste twee jaar heb ik beter leren omgaan met mijn overdreven gevoel voor rechtvaardigheid. Daarom gedij ik heel goed als mensen eerlijk tegen me zijn. Als ze niet zeggen waar het op staat, heb ik daar veel moeite mee. Dat gebeurde in mijn eerste seizoen bij Heerenveen. Ik kwam op de bank terecht, wist niet goed waarom en toen meldde Ajax zich. Ik vond dat fantastisch, had een gesprek met Frank de Boer en werd zelfs medisch gekeurd. Toen Heerenveen me niet liet gaan, spande ik een arbitragezaak aan en tot slot kwamen de clubs er vlak voor het verstrijken van de transferdeadline niet uit. Dat was een zware domper. Ik ging aan iedereen twijfelen, vertrouwde niemand meer. Het was een jaar vol vervelende toestanden en onduidelijkheid en ik heb zelfs even overwogen om te stoppen, zo greep het me aan.
Maar ik heb me herpakt, gedacht: laat zitten, doorgaan, doorgaan. Tijdens de vakantie kwam ik tot rust en dacht: jongens, wat is er afgelopen jaar eigenlijk allemaal gebeurd? Daarbij heb ik eerst goed naar mezelf gekeken. Geconcludeerd dat ik voortaan niet meer zo snel bij de pakken neer moet gaan zitten en me minder moet aantrekken van wat anderen zeiden en deden. Maar ik ben ook tot de conclusie gekomen dat ik heel er weinig steun heb gehad van mensen binnen de club. Dat deed pijn en dat zal ik ook niet vergeten. Als jij naar een club gaat en je wordt voor drie miljoen gehaald, dan ga je ervan uit dat iedereen alles in het werk stelt om jou te laten slagen. Je kunt vervolgens op de bank terecht komen, om wat voor reden dan ook, maar ik verkeerde in onzekerheid over het waarom en heb het als 21-jarige jongen als verschrikkelijk ervaren dat ik zó aan mijn lot werd overgelaten.
Uiteindelijk gaat het erom hoe je daarmee omgaat en nu zit ik er niet meer mee. Ik ben er sterker uitgekomen, mijn mentale weerbaarheid is goed.